bedwingen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bedwing | bedwong | heb bedwongen |
jij, je, u | bedwingt | bedwong | hebt bedwongen |
hij, zij, het | bedwingt | bedwong | heeft bedwongen |
wij | bedwingen | bedwongen | hebben bedwongen |
jullie | bedwingen | bedwongen | hebben bedwongen |
zij, ze | bedwingen | bedwongen | hebben bedwongen |
PresensBeta
Example presens sentences for Bedwingen with some of the pronouns.
- Ik bedwing de angst en ga ervoor.
- Jij bedwingt je woede met moeite.
- Hij/zij bedwingt zijn/haar verlangen naar snoep.
- Wij bedwingen de rivier door dammen te bouwen.
- Jullie bedwingen de berg met vastberadenheid.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bedwingen with some of the pronouns.
- Vroeger bedwong ik mijn verlegenheid met moeite.
- Toen ik jong was, bedwong jij je nieuwsgierigheid niet.
- Hij/zij bedwong zijn/haar lach tijdens de serieuze bijeenkomst niet.
- In die tijd bedwongen wij onze frustratie niet goed genoeg.
- Jullie bedwongen jullie enthousiasme niet toen je het goede nieuws hoorde.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bedwingen with some of the pronouns.
- Ik heb de drang om op te geven bedwongen.
- Jij hebt jezelf onder controle bedwongen.
- Hij/zij heeft zijn/haar impulsieve reactie bedwongen.
- Wij hebben onze emoties tijdens de presentatie bedwongen.
- Jullie hebben de verleiding om uit te slapen bedwongen.