trissen

Conjugations List of Trissen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktristristeheb getrist
jij, je, utristtristehebt getrist
hij, zij, hettristtristeheeft getrist
wijtrissentristenhebben getrist
jullietrissentristenhebben getrist
zij, zetrissentristenhebben getrist

Presens
Beta

Example presens sentences for Trissen with some of the pronouns.

  • Ik tris regelmatig tijdens het sporten.
  • Jij trist nooit de afwas.
  • Hij trist altijd te laat op school.
  • Wij trissen graag samen naar de bioscoop.
  • Zij trissen elke zondagochtend in het park.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Trissen with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, triste ik elke dag met mijn vrienden.
  • Vroeger trist jij altijd muziek tijdens het studeren.
  • Hij triste vaak over zijn problemen.
  • Wij tristen vroeger veel naar dezelfde tv-show.
  • Zij tristen altijd gezellig bij hun grootouders.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Trissen with some of the pronouns.

  • Ik heb getrist tijdens de wedstrijd gisteren.
  • Jij hebt nog nooit getrist in je leven.
  • Hij is te laat gekomen omdat hij niet heeft getrist.
  • Wij zijn naar de film geweest na het trissen.
  • Zij hebben vorige week samen getrist in het bos.