gebruikmaken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | maak gebruik | maakte gebruik | heb gebruikgemaakt |
jij, je, u | maakt gebruik | maakte gebruik | hebt gebruikgemaakt |
hij, zij, het | maakt gebruik | maakte gebruik | heeft gebruikgemaakt |
wij | maken gebruik | maakten gebruik | hebben gebruikgemaakt |
jullie | maken gebruik | maakten gebruik | hebben gebruikgemaakt |
zij, ze | maken gebruik | maakten gebruik | hebben gebruikgemaakt |
Presens
Example presens sentences for Gebruikmaken with some of the pronouns.
- Ik maak gebruik van mijn vrije tijd om te lezen.
- Jij maakt gebruik van de nieuwe technologieën.
- Hij maakt gebruik van zijn netwerk om een baan te vinden.
- Zij maken gebruik van de fiets om naar school te gaan.
- Wij maken gebruik van de trein voor onze dagelijkse reizen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Gebruikmaken with some of the pronouns.
- Vroeger maakte ik gebruik van het openbaar vervoer om naar mijn werk te gaan.
- Toen ik jong was, maakte jij altijd gebruik van mijn speelgoed.
- Hij maakte vroeger gebruik van deze methode, maar nu niet meer.
- Zij maakten vaak gebruik van mijn advies bij het nemen van beslissingen.
- Wij maakten regelmatig gebruik van de bibliotheek om boeken te lenen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Gebruikmaken with some of the pronouns.
- Ik heb gebruikgemaakt van de gelegenheid om op vakantie te gaan.
- Jij hebt gebruikgemaakt van de kortingsactie in de winkel.
- Hij heeft gebruikgemaakt van de kans om te studeren in het buitenland.
- Zij hebben gebruikgemaakt van de mogelijkheid om vrijwilligerswerk te doen.
- Wij hebben gebruikgemaakt van de zomervakantie om ons huis te renoveren.