dwarsliggen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lig dwars | lag dwars | heb dwarsgelegen |
jij, je, u | ligt dwars | lag dwars | hebt dwarsgelegen |
hij, zij, het | ligt dwars | lag dwars | heeft dwarsgelegen |
wij | liggen dwars | lagen dwars | hebben dwarsgelegen |
jullie | liggen dwars | lagen dwars | hebben dwarsgelegen |
zij, ze | liggen dwars | lagen dwars | hebben dwarsgelegen |
PresensBeta
Example presens sentences for Dwarsliggen with some of the pronouns.
- Ik lig dwars.
- Jij ligt dwars.
- Hij/Zij/Het ligt dwars.
- Wij liggen dwars.
- Jullie liggen dwars.
- Zij liggen dwars.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Dwarsliggen with some of the pronouns.
- Ik lag dwars.
- Jij lag dwars.
- Hij/Zij/Het lag dwars.
- Wij lagen dwars.
- Jullie lagen dwars.
- Zij lagen dwars.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Dwarsliggen with some of the pronouns.
- Ik heb dwarsgelegen.
- Jij hebt dwarsgelegen.
- Hij/Zij/Het heeft dwarsgelegen.
- Wij hebben dwarsgelegen.
- Jullie hebben dwarsgelegen.
- Zij hebben dwarsgelegen.