goedspreken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | spreek goed | sprak goed | heb goedgesproken |
jij, je, u | spreekt goed | sprak goed | hebt goedgesproken |
hij, zij, het | spreekt goed | sprak goed | heeft goedgesproken |
wij | spreken goed | spraken goed | hebben goedgesproken |
jullie | spreken goed | spraken goed | hebben goedgesproken |
zij, ze | spreken goed | spraken goed | hebben goedgesproken |
PresensBeta
Example presens sentences for Goedspreken with some of the pronouns.
- Ik spreek goed over mijn collega's.
- Jij spreekt goed over deze film.
- Hij/Zij spreekt goed over haar werkgever.
- Wij spreken goed over de nieuwe regelingen.
- Jullie spreken goed over jullie vrienden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Goedspreken with some of the pronouns.
- Ik sprak goed over mijn vorige baan.
- Jij sprak goed over het concert van gisteravond.
- Hij/Zij sprak goed over het boek dat ze had gelezen.
- Wij spraken goed over de oude tradities.
- Jullie spraken goed over de tentoonstelling.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Goedspreken with some of the pronouns.
- Ik heb goedgesproken over het evenement.
- Jij hebt goedgesproken over de presentatie.
- Hij/Zij heeft goedgesproken over de prestaties van het team.
- Wij hebben goedgesproken over de vakantieplannen.
- Jullie hebben goedgesproken over de kandidaat.