hitsen

Conjugations List of Hitsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhitshitsteheb gehitst
jij, je, uhitsthitstehebt gehitst
hij, zij, hethitsthitsteheeft gehitst
wijhitsenhitstenhebben gehitst
julliehitsenhitstenhebben gehitst
zij, zehitsenhitstenhebben gehitst

Presens
Beta

Example presens sentences for Hitsen with some of the pronouns.

  • Ik hits nu een muzieknummer.
  • Jij hitst graag op sociale media.
  • Hij/zij/het hitst de discussie op.
  • Wij hitsen onze vrienden voor een avondje uit.
  • Jullie hitsen elkaar met grappen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Hitsen with some of the pronouns.

  • Vroeger hitste ik altijd mijn broertje op.
  • Toen we jong waren, hitsten we elkaar constant op.
  • Hij/zij/het hitste de spanningen tussen de groepen op.
  • In die tijd hitsten wij de rivaliteit tussen de scholen op.
  • Jullie hitsten de discussie steeds verder op.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Hitsen with some of the pronouns.

  • Ik heb het publiek opgehitst met mijn toespraak.
  • Jij hebt de menigte opgehitst tijdens het protest.
  • Hij/zij/het heeft de gemoederen opgehitst met zijn/haar opmerkingen.
  • Wij hebben de fans opgehitst met ons optreden.
  • Jullie hebben de teams opgehitst vlak voor de wedstrijd.