hoelahoepen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hoelahoep | hoelahoepte | heb gehoelahoept |
jij, je, u | hoelahoept | hoelahoepte | hebt gehoelahoept |
hij, zij, het | hoelahoept | hoelahoepte | heeft gehoelahoept |
wij | hoelahoepen | hoelahoepten | hebben gehoelahoept |
jullie | hoelahoepen | hoelahoepten | hebben gehoelahoept |
zij, ze | hoelahoepen | hoelahoepten | hebben gehoelahoept |
PresensBeta
Example presens sentences for Hoelahoepen with some of the pronouns.
- Ik hoelahoept.
- Jij hoelahoept.
- Hij/Zij hoelahoept.
- Wij hoelahoepen.
- Jullie hoelahoepen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Hoelahoepen with some of the pronouns.
- Ik hoelahoepte.
- Jij hoelahoepte.
- Hij/Zij hoelahoepte.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Hoelahoepen with some of the pronouns.
- Ik heb gehoelahoept.
- Jij hebt gehoelahoept.
- Hij/Zij heeft gehoelahoept.
- Wij hebben gehoelahoept.
- Jullie hebben gehoelahoept.