besmeuren

Conjugations List of Besmeuren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbesmeurbesmeurdeheb besmeurd
jij, je, ubesmeurtbesmeurdehebt besmeurd
hij, zij, hetbesmeurtbesmeurdeheeft besmeurd
wijbesmeurenbesmeurdenhebben besmeurd
julliebesmeurenbesmeurdenhebben besmeurd
zij, zebesmeurenbesmeurdenhebben besmeurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Besmeuren with some of the pronouns.

  • Ik besmeer de boterham met jam.
  • Jij besmeurt je kleren met verf.
  • Hij besmeurt zijn handen met modder.
  • Zij besmeuren de tafel met etensresten.
  • Wij besmeuren het papier met inkt.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Besmeuren with some of the pronouns.

  • Ik besmeurde mijn handen met inkt.
  • Jij besmeurde de bank met modder.
  • Hij besmeurde zijn schoenen met olie.
  • Zij besmeurden de muren met vuil.
  • Wij besmeurden de auto met vogelpoep.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Besmeuren with some of the pronouns.

  • Ik heb de muur besmeurd met graffiti.
  • Jij hebt je gezicht besmeurd met chocolade.
  • Hij heeft zijn shirt besmeurd met vet.
  • Zij hebben de vloer besmeurd met verf.
  • Wij hebben de ramen besmeurd met vingerafdrukken.