innestelen

Conjugations List of Innestelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iknestel innestelde inheb ingenesteld
jij, je, unestelt innestelde inhebt ingenesteld
hij, zij, hetnestelt innestelde inheeft ingenesteld
wijnestelen innestelden inhebben ingenesteld
jullienestelen innestelden inhebben ingenesteld
zij, zenestelen innestelden inhebben ingenesteld

Presens
Beta

Example presens sentences for Innestelen with some of the pronouns.

  • Ik nestel me in mijn favoriete stoel.
  • Jij nestelt je in een comfortabel bed.
  • Hij nestelt zich in een nieuwe omgeving.
  • Wij nestelen ons in een gezellige buurt.
  • Zij nestelen zich in een knusse hoek van de tuin.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Innestelen with some of the pronouns.

  • Ik nestelde me graag in het oude café.
  • Jij nestelde je vaak in de bibliotheek om te studeren.
  • Hij nestelde zich vroeger in de zolderkamer.
  • Wij nestelden ons altijd in hetzelfde restaurant.
  • Zij nestelden zich regelmatig in het park om te picknicken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Innestelen with some of the pronouns.

  • Ik heb me genesteld in mijn nieuwe huis.
  • Jij hebt je genesteld in een succesvolle carrière.
  • Hij heeft zich genesteld in zijn rol als leider.
  • Wij hebben ons genesteld in het buitenland.
  • Zij hebben zich genesteld in een luxueus vakantiehuis.