bewilligen

Conjugations List of Bewilligen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbewilligbewilligdeheb bewilligd
jij, je, ubewilligtbewilligdehebt bewilligd
hij, zij, hetbewilligtbewilligdeheeft bewilligd
wijbewilligenbewilligdenhebben bewilligd
julliebewilligenbewilligdenhebben bewilligd
zij, zebewilligenbewilligdenhebben bewilligd

Presens
Beta

Example presens sentences for Bewilligen with some of the pronouns.

  • Ik bewillig een verzoek van mijn leerlingen.
  • Jij bewilligt de aanvraag van de klant.
  • Hij/Zij bewilligt het voorstel van de directeur.
  • Wij bewilligen de subsidieaanvragen.
  • Zij bewilligen de regels van de school.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bewilligen with some of the pronouns.

  • Vroeger bewilligde ik altijd de wensen van mijn leerlingen.
  • Toen bewilligde jij de plannen van de klant.
  • Vroeger bewilligde hij/zij altijd de ideeën van de directeur.
  • In die tijd bewilligden wij de aanvragen zonder aarzeling.
  • Vroeger bewilligden zij de verzoeken van de ouders.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bewilligen with some of the pronouns.

  • Ik heb het verzoek van mijn leerlingen bewilligd.
  • Jij hebt de aanvraag van de klant bewilligd.
  • Hij/Zij heeft het voorstel van de directeur bewilligd.
  • Wij hebben de subsidieaanvragen bewilligd.
  • Zij hebben de regels van de school bewilligd.