verachtelozen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verachteloos | verachteloosde | heb verachteloosd |
jij, je, u | verachteloost | verachteloosde | hebt verachteloosd |
hij, zij, het | verachteloost | verachteloosde | heeft verachteloosd |
wij | verachtelozen | verachteloosden | hebben verachteloosd |
jullie | verachtelozen | verachteloosden | hebben verachteloosd |
zij, ze | verachtelozen | verachteloosden | hebben verachteloosd |
Presens
Example presens sentences for Verachtelozen with some of the pronouns.
- Ik verachteloos de huiswerkopdrachten.
- Jij verachteloost je verantwoordelijkheden.
- Hij/Zij verachteloost zijn/haar gezondheid.
- Wij verachtelozen de waarschuwingen.
- Zij verachtelozen de milieuvoorschriften.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Verachtelozen with some of the pronouns.
- Ik verachteloosde de huiswerkopdrachten.
- Jij verachteloosde je verantwoordelijkheden.
- Hij/Zij verachteloosde zijn/haar gezondheid.
- Wij verachteloosden de waarschuwingen.
- Zij verachteloosden de milieuvoorschriften.
Perfectum
Example perfectum sentences for Verachtelozen with some of the pronouns.
- Ik heb de huiswerkopdrachten verachteloosd.
- Jij hebt je verantwoordelijkheden verachteloosd.
- Hij/Zij heeft zijn/haar gezondheid verachteloosd.
- Wij hebben de waarschuwingen verachteloosd.
- Zij hebben de milieuvoorschriften verachteloosd.