indoctrineren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | indoctrineer | indoctrineerde | heb geïndoctrineerd |
jij, je, u | indoctrineert | indoctrineerde | hebt geïndoctrineerd |
hij, zij, het | indoctrineert | indoctrineerde | heeft geïndoctrineerd |
wij | indoctrineren | indoctrineerden | hebben geïndoctrineerd |
jullie | indoctrineren | indoctrineerden | hebben geïndoctrineerd |
zij, ze | indoctrineren | indoctrineerden | hebben geïndoctrineerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Indoctrineren with some of the pronouns.
- Ik indoctrineer mijn leerlingen met onbevooroordeelde ideeën.
- Jij indoctrineert de jongeren met extremistische opvattingen.
- Hij indoctrineert de samenleving met propaganda.
- Wij indoctrineren de kinderen niet, maar leren ze kritisch denken.
- Zij indoctrineren hun volgelingen met hun ideologie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Indoctrineren with some of the pronouns.
- Ik indoctrineerde mijn leerlingen met onbevooroordeelde ideeën.
- Jij indoctrineerde de jongeren met extremistische opvattingen.
- Hij indoctrineerde de samenleving met propaganda.
- Wij indoctrineerden de kinderen niet, maar leerden ze kritisch denken.
- Zij indoctrineerden hun volgelingen met hun ideologie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Indoctrineren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn leerlingen geïndoctrineerd met onbevooroordeelde ideeën.
- Jij hebt de jongeren geïndoctrineerd met extremistische opvattingen.
- Hij heeft de samenleving geïndoctrineerd met propaganda.
- Wij hebben de kinderen niet geïndoctrineerd, maar ze kritisch leren denken.
- Zij hebben hun volgelingen geïndoctrineerd met hun ideologie.