invetten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vet in | vette in | heb ingevet |
jij, je, u | vet in | vette in | hebt ingevet |
hij, zij, het | vet in | vette in | heeft ingevet |
wij | vetten in | vetten in | hebben ingevet |
jullie | vetten in | vetten in | hebben ingevet |
zij, ze | vetten in | vetten in | hebben ingevet |
PresensBeta
Example presens sentences for Invetten with some of the pronouns.
- Ik vet de pannen in.
- Jij vet de pannen in.
- Hij/zij vethet de pannen in.
- Wij vetten de pannen in.
- Jullie vetten de pannen in.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Invetten with some of the pronouns.
- Ik vettede pannen in.
- Jij vettede pannen in.
- Hij/zij vettede pannen in.
- Wij vetteden pannen in.
- Jullie vetteden pannen in.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Invetten with some of the pronouns.
- Ik heb de pannen ingevet.
- Jij hebt de pannen ingevet.
- Hij/zij heeft de pannen ingevet.
- Wij hebben de pannen ingevet.
- Jullie hebben de pannen ingevet.