aftimmeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | timmer af | timmerde af | heb afgetimmerd |
jij, je, u | timmert af | timmerde af | hebt afgetimmerd |
hij, zij, het | timmert af | timmerde af | heeft afgetimmerd |
wij | timmeren af | timmerden af | hebben afgetimmerd |
jullie | timmeren af | timmerden af | hebben afgetimmerd |
zij, ze | timmeren af | timmerden af | hebben afgetimmerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Aftimmeren with some of the pronouns.
- Ik timmer af aan het einde van de dag.
- Jij timmert af met veel precisie.
- Hij/Zij/Het timmert af in de werkplaats.
- Wij timmeren af aan het nieuwe project.
- Jullie timmeren af met behulp van elektrisch gereedschap.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aftimmeren with some of the pronouns.
- Ik timmerde af terwijl het regende.
- Jij timmerde af op dezelfde manier als vorige week.
- Hij/Zij/Het timmerde af voordat de zon onderging.
- Wij timmerden af aan het oude huis.
- Jullie timmerden af met veel plezier en enthousiasme.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aftimmeren with some of the pronouns.
- Ik heb afgewerkt met mijn timmerwerk.
- Jij hebt afgewerkt aan het houten meubelstuk.
- Hij/Zij/Het heeft afgewerkt voordat de deadline afliep.
- Wij hebben afgewerkt aan het renovatieproject.
- Jullie hebben afgewerkt met teamwork en vakmanschap.