rondslaan

Conjugations List of Rondslaan.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksla rondsloeg rondheb rondgeslagen
jij, je, uslaat rondsloeg rondhebt rondgeslagen
hij, zij, hetslaat rondsloeg rondheeft rondgeslagen
wijslaan rondsloegen rondhebben rondgeslagen
jullieslaan rondsloegen rondhebben rondgeslagen
zij, zeslaan rondsloegen rondhebben rondgeslagen

Presens
Beta

Example presens sentences for Rondslaan with some of the pronouns.

  • Ik sla rond in de tuin.
  • Jij slaat rond op de piano.
  • Hij slaat rond met zijn armen.
  • Zij slaat rond om haar tegenstander te ontwijken.
  • Wij slaan rond in de speeltuin.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rondslaan with some of the pronouns.

  • Ik sloeg rond toen ik jong was.
  • Jij sloeg rond in de winkelstraat gisteren.
  • Hij sloeg rond op het strand tijdens zijn vakantie.
  • Zij sloeg rond met haar vriendinnen in het park.
  • Wij sloegen rond op de kermis vorige zomer.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rondslaan with some of the pronouns.

  • Ik heb rondgeslagen op het feestje gisteravond.
  • Jij hebt rondgeslagen met je nieuwe tennisracket.
  • Hij heeft rondgeslagen tijdens de demonstratie.
  • Zij heeft rondgeslagen in de keuken om het eten klaar te maken.
  • Wij hebben rondgeslagen door de stad tijdens onze vakantie.