verroken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verrook | verrookte | heb verrookt |
jij, je, u | verrookt | verrookte | hebt verrookt |
hij, zij, het | verrookt | verrookte | heeft verrookt |
wij | verroken | verrookten | hebben verrookt |
jullie | verroken | verrookten | hebben verrookt |
zij, ze | verroken | verrookten | hebben verrookt |
PresensBeta
Example presens sentences for Verroken with some of the pronouns.
- Ik verbreek de belofte aan mijn vriend.
- Jij verbreekt de regels van het spel.
- Hij verbreekt de relatie met zijn partner.
- Wij verbreken de banden met die organisatie.
- Zij verbreken de vriendschap na een ruzie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verroken with some of the pronouns.
- Ik verbrak de belofte aan mijn vriend.
- Jij verbrak de regels van het spel.
- Hij verbrak de relatie met zijn partner.
- Wij verbraken de banden met die organisatie.
- Zij verbraken de vriendschap na een ruzie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verroken with some of the pronouns.
- Ik heb de belofte verbroken aan mijn vriend.
- Jij hebt de regels van het spel verbroken.
- Hij heeft de relatie met zijn partner verbroken.
- Wij hebben de banden met die organisatie verbroken.
- Zij hebben de vriendschap na een ruzie verbroken.