buffelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | buffel | buffelde | heb gebuffeld |
jij, je, u | buffelt | buffelde | hebt gebuffeld |
hij, zij, het | buffelt | buffelde | heeft gebuffeld |
wij | buffelen | buffelden | hebben gebuffeld |
jullie | buffelen | buffelden | hebben gebuffeld |
zij, ze | buffelen | buffelden | hebben gebuffeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Buffelen with some of the pronouns.
- Ik buffel elke avond voor mijn examens.
- Jij buffelt hard om je doelen te bereiken.
- Hij/Zij/Het buffelt al maandenlang aan dit project.
- Wij buffelen samen om de eindstreep te halen.
- Zij buffelen dag en nacht om hun bedrijf op te bouwen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Buffelen with some of the pronouns.
- Vroeger buffelde ik altijd voor mijn proefwerken.
- Toen jij studeerde, buffelde je vaak tot laat in de avond.
- Hij/Zij/Het buffelde hard aan zijn/haar scriptie.
- In die periode buffelden wij veel voor onze presentaties.
- Zij buffelden vol overgave voor de Olympische Spelen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Buffelen with some of the pronouns.
- Ik heb hard gebuffeld om dit resultaat te behalen.
- Jij hebt goed gebuffeld tijdens de training.
- Hij/Zij/Het heeft flink gebuffeld voor het tentamen.
- Wij hebben samen gebuffeld om dit project af te ronden.
- Zij hebben veel uren gebuffeld voor deze presentatie.