talmen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | talm | talmde | heb getalmd |
jij, je, u | talmt | talmde | hebt getalmd |
hij, zij, het | talmt | talmde | heeft getalmd |
wij | talmen | talmden | hebben getalmd |
jullie | talmen | talmden | hebben getalmd |
zij, ze | talmen | talmden | hebben getalmd |
PresensBeta
Example presens sentences for Talmen with some of the pronouns.
- Ik talm nu en wacht op een antwoord.
- Jij talmt altijd te lang voordat je beslissingen neemt.
- Hij/zij/het talmt vaak tijdens het maken van belangrijke keuzes.
- Wij talmen niet en gaan direct aan de slag.
- Jullie talmen soms en dat leidt tot vertraging.
- Zij talmen nooit en zijn altijd snel in actie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Talmen with some of the pronouns.
- Ik talmd' terwijl de anderen al aan het werk waren.
- Jij talmd' altijd als er haast is.
- Hij/zij/het talmd' vroeger veel, maar nu niet meer.
- Wij talmd'en vaak en waren daardoor altijd te laat.
- Jullie talmd'en te lang met het maken van die beslissing.
- Zij talmd'en tot het te laat was om nog iets te doen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Talmen with some of the pronouns.
- Ik heb getalmd voordat ik mijn beslissing nam.
- Jij hebt te lang getalmd met het nemen van die stap.
- Hij/zij/het heeft spijt dat hij/zij zo lang heeft getalmd.
- Wij hebben niet langer getalmd en zijn begonnen met de uitvoering.
- Jullie hebben veel tijd verspild doordat jullie hebben getalmd.
- Zij hebben eindelijk gehandeld en niet meer getalmd.