kruidenieren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kruidenier | kruidenierde | heb gekruidenierd |
jij, je, u | kruideniert | kruidenierde | hebt gekruidenierd |
hij, zij, het | kruideniert | kruidenierde | heeft gekruidenierd |
wij | kruidenieren | kruidenierden | hebben gekruidenierd |
jullie | kruidenieren | kruidenierden | hebben gekruidenierd |
zij, ze | kruidenieren | kruidenierden | hebben gekruidenierd |
PresensBeta
Example presens sentences for Kruidenieren with some of the pronouns.
- Ik kruidenier regelmatig in de lokale supermarkt.
- Jij kruideniert graag bij die speciaalzaak.
- Hij kruideniert vaak online voor zijn boodschappen.
- Zij kruidenieren samen in de biologische winkel.
- Wij kruidenieren altijd op de markt in het centrum.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kruidenieren with some of the pronouns.
- Vroeger kruidenierde ik altijd in die kleine buurtwinkel.
- Toen jij jong was, kruidenierde je met je ouders.
- Hij kruidenierde elke zaterdagochtend in de stad.
- Zij kruidenierden vroeger bij een familiebedrijf.
- Wij kruidenierden regelmatig samen tijdens onze studententijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kruidenieren with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren gekruidenierd bij de nieuwe kruidenierswinkel.
- Jij bent al eerder gekruidenierd in deze buurt.
- Hij heeft vorige week online gekruidenierd.
- Zij zijn samen naar verschillende kruidenierszaken geweest.
- Wij hebben net gekruidenierd voor het avondeten.