overscheppen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schep over | schepte over | heb overgeschept |
jij, je, u | schept over | schepte over | hebt overgeschept |
hij, zij, het | schept over | schepte over | heeft overgeschept |
wij | scheppen over | schepten over | hebben overgeschept |
jullie | scheppen over | schepten over | hebben overgeschept |
zij, ze | scheppen over | schepten over | hebben overgeschept |
PresensBeta
Example presens sentences for Overscheppen with some of the pronouns.
- Ik schepp overs.
- Jij schept over.
- Hij/zij/het schept over.
- Wij schepen over.
- Jullie scheppen over.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Overscheppen with some of the pronouns.
- Ik scheidde over.
- Jij scheidde over.
- Hij/zij/het scheidde over.
- Wij schepten over.
- Jullie schepten over.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Overscheppen with some of the pronouns.
- Ik heb overgeschept.
- Jij hebt overgeschept.
- Hij/zij/het heeft overgeschept.
- Wij hebben overgeschept.
- Jullie hebben overgeschept.