bovenhouden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hou boven | hield boven | heb bovengehouden |
jij, je, u | houdt boven | hield boven | hebt bovengehouden |
hij, zij, het | houdt boven | hield boven | heeft bovengehouden |
wij | houden boven | hielden boven | hebben bovengehouden |
jullie | houden boven | hielden boven | hebben bovengehouden |
zij, ze | houden boven | hielden boven | hebben bovengehouden |
PresensBeta
Example presens sentences for Bovenhouden with some of the pronouns.
- Ik houd de bal boven.
- Jij houdt de paraplu boven.
- Hij houdt zijn hoofd boven water.
- Zij houdt de boeken boven haar hoofd.
- We houden de vlag boven ons hoofd.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bovenhouden with some of the pronouns.
- Ik hield de paraplu boven.
- Jij hield de ballonnen boven.
- Hij hield de ladder boven.
- Zij hielden de lampen boven.
- We hielden de borden boven.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bovenhouden with some of the pronouns.
- Ik heb de ballon boven gehouden.
- Jij hebt de tas boven gehouden.
- Hij heeft het bord boven gehouden.
- Zij heeft de kaars boven gehouden.
- We hebben de sleutel boven gehouden.