terugwijken

Conjugations List of Terugwijken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwijk terugweek terugben teruggeweken
jij, je, uwijkt terugweek terugbent teruggeweken
hij, zij, hetwijkt terugweek terugis teruggeweken
wijwijken terugweken terugzijn teruggeweken
julliewijken terugweken terugzijn teruggeweken
zij, zewijken terugweken terugzijn teruggeweken

Presens
Beta

Example presens sentences for Terugwijken with some of the pronouns.

  • Ik wijken terug als ik gevaar zie.
  • Jij wijkt terug wanneer je bang bent.
  • Hij/zij/het wijkt terug bij onverwachte geluiden.
  • Wij wijken terug voor de tegenstander in het spel.
  • Jullie wijken terug als het te moeilijk wordt.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Terugwijken with some of the pronouns.

  • Ik week terug toen ik de sirene hoorde.
  • Jij week terug vanwege de felle lichten.
  • Hij/zij/het week terug door de sterke wind.
  • Wij weken terug na het verlies van onze leider.
  • Jullie weken terug terwijl de vijand oprukte.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Terugwijken with some of the pronouns.

  • Ik ben teruggeweken toen ik de dreiging voelde.
  • Jij bent teruggeweken nadat je de waarschuwing hoorde.
  • Hij/zij/het is teruggeweken vanwege het harde geluid.
  • Wij zijn teruggeweken na de grote nederlaag.
  • Jullie zijn teruggeweken zodra jullie de overmacht zagen.