inwaaien

Conjugations List of Inwaaien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwaai inwaaide in;woei inheb ingewaaid
jij, je, uwaait inwaaide in;woei inhebt ingewaaid
hij, zij, hetwaait inwaaide in;woei inheeft ingewaaid
wijwaaien inwaaiden in;woeien inhebben ingewaaid
julliewaaien inwaaiden in;woeien inhebben ingewaaid
zij, zewaaien inwaaiden in;woeien inhebben ingewaaid

Presens
Beta

Example presens sentences for Inwaaien with some of the pronouns.

  • De herfstwind waait door de bomen.
  • Ik waai regelmatig uit tijdens het hardlopen.
  • Deze nieuwe trend waait over naar Nederland.
  • Als het stormt, waaien de dakpannen van het huis.
  • De wind waait krachtig langs de kust.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Inwaaien with some of the pronouns.

  • Vroeger waaide ik vaak weg als het hard regende.
  • Toen ik jong was, waaide mijn hoed altijd af in de wind.
  • Tijdens onze wandeling waaiden de bladeren om ons heen.
  • Op die dag waaide er een zachte bries door de stad.
  • Terwijl ik aan het lezen was, waaide er een papier voorbij.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Inwaaien with some of the pronouns.

  • Gisteren is er een frisse bries ingewaaid.
  • We hebben een nieuw idee laten inwaaien.
  • Het nieuws over de promotie is snel ingewaaid.
  • Na de vakantie zijn er veel nieuwe studenten ingewaaid.
  • De geur van verse bloemen is de kamer ingewaaid.