kolven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kolf | kolfde | heb gekolfd |
jij, je, u | kolft | kolfde | hebt gekolfd |
hij, zij, het | kolft | kolfde | heeft gekolfd |
wij | kolven | kolfden | hebben gekolfd |
jullie | kolven | kolfden | hebben gekolfd |
zij, ze | kolven | kolfden | hebben gekolfd |
PresensBeta
Example presens sentences for Kolven with some of the pronouns.
- Ik kolf elke ochtend melk voor mijn baby.
- Jij kolft regelmatig moedermelk af.
- Hij/Zij/Het kolft melk met een elektrische kolfmachine.
- Wij kolfen de melk in flesjes.
- Zij kolven melk om later te gebruiken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kolven with some of the pronouns.
- Vroeger kolfde ik melk voor mijn baby.
- Toen jij nog borstvoeding gaf, kolfde je regelmatig melk af.
- Hij/Zij/Het kolfde melk met een handkolf.
- In die tijd kolfden wij de melk in glazen potjes.
- Ze kolfden melk om te bewaren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kolven with some of the pronouns.
- Ik heb melk gekolfd voor de baby.
- Jij hebt regelmatig moedermelk afgekolfd.
- Hij/Zij/Het heeft melk gekolfd met een elektrische kolfmachine.
- Wij hebben de melk in flesjes gekolfd.
- Zij hebben melk afgekolfd om later te gebruiken.