krikken

Conjugations List of Krikken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkrikkrikteheb gekrikt
jij, je, ukriktkriktehebt gekrikt
hij, zij, hetkriktkrikteheeft gekrikt
wijkrikkenkriktenhebben gekrikt
julliekrikkenkriktenhebben gekrikt
zij, zekrikkenkriktenhebben gekrikt

Presens
Beta

Example presens sentences for Krikken with some of the pronouns.

  • Ik krik de auto op met een krik.
  • Jij krikt de fietsbanden op voordat we gaan fietsen.
  • Hij krikt zijn kennis van het Nederlands op door te oefenen.
  • Zij krikt haar zelfvertrouwen op door positieve affirmaties.
  • We krikken de economie op met nieuwe investeringen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Krikken with some of the pronouns.

  • Ik krikte de auto op met een krik.
  • Jij krikte de fietsbanden op voordat we gingen fietsen.
  • Hij krikte zijn kennis van het Nederlands op door te oefenen.
  • Zij krikte haar zelfvertrouwen op door positieve affirmaties.
  • We krikten de economie op met nieuwe investeringen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Krikken with some of the pronouns.

  • Ik heb de auto opgekrikt met een krik.
  • Jij hebt de fietsbanden opgekrikt voordat we gingen fietsen.
  • Hij heeft zijn kennis van het Nederlands opgekrikt door te oefenen.
  • Zij heeft haar zelfvertrouwen opgekrikt door positieve affirmaties.
  • We hebben de economie opgekrikt met nieuwe investeringen.