kwebbelen

Conjugations List of Kwebbelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkwebbelkwebbeldeheb gekwebbeld
jij, je, ukwebbeltkwebbeldehebt gekwebbeld
hij, zij, hetkwebbeltkwebbeldeheeft gekwebbeld
wijkwebbelenkwebbeldenhebben gekwebbeld
julliekwebbelenkwebbeldenhebben gekwebbeld
zij, zekwebbelenkwebbeldenhebben gekwebbeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Kwebbelen with some of the pronouns.

  • Ik kwebbel met mijn vrienden tijdens de lunchpauze.
  • Jij kwebbelt altijd zo veel!
  • Hij/zij kwebbelt graag over haar reizen.
  • Wij kwebbelen gezellig over van alles en nog wat.
  • Jullie kwebbelen vaak tot laat in de avond.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kwebbelen with some of the pronouns.

  • Vroeger kwebbelde ik altijd met mijn broer voordat we gingen slapen.
  • Toen ik jong was, kwebbelde ik veel met mijn beste vriendin.
  • Hij/zij kwebbelde urenlang aan een stuk over haar favoriete boeken.
  • Wij kwebbelden regelmatig tijdens de lange autoritten.
  • Jullie kwebbelden vroeger vaak in de schoolkantine.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kwebbelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gekwebbeld met mijn vriendin aan de telefoon.
  • Jij bent al lang aan het kwebbelen geweest.
  • Hij/zij is gisteren met zijn collega's aan het kwebbelen geweest.
  • Wij hebben vorige week uitgebreid gekwebbeld op het terras.
  • Jullie zijn net klaar met kwebbelen, toch?