mendelen

Conjugations List of Mendelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmendelmendeldeheb gemendeld
jij, je, umendeltmendeldehebt gemendeld
hij, zij, hetmendeltmendeldeheeft gemendeld
wijmendelenmendeldenhebben gemendeld
julliemendelenmendeldenhebben gemendeld
zij, zemendelenmendeldenhebben gemendeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Mendelen with some of the pronouns.

  • Ik mendel
  • Jij mendelt
  • Hij/Zij/Het mendelt
  • Wij/U mendelen
  • Zij mendelen

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Mendelen with some of the pronouns.

  • Ik mendelde
  • Jij mendelde
  • Hij/Zij/Het mendelde
  • Wij/U mendelden
  • Zij mendelden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Mendelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gemendeld
  • Jij hebt gemendeld
  • Hij/Zij/Het heeft gemendeld
  • Wij/U hebben gemendeld
  • Zij hebben gemendeld