misspreken

Conjugations List of Misspreken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspreek missprak misheb misgesproken
jij, je, uspreekt missprak mishebt misgesproken
hij, zij, hetspreekt missprak misheeft misgesproken
wijspreken misspraken mishebben misgesproken
julliespreken misspraken mishebben misgesproken
zij, zespreken misspraken mishebben misgesproken

Presens
Beta

Example presens sentences for Misspreken with some of the pronouns.

  • Ik spreek nooit mis tijdens de lessen.
  • Jij spreekt soms mis bij het voorlezen.
  • Hij/zij spreekt regelmatig mis in zijn/haar presentaties.
  • Wij spreken zelden mis tijdens onze gesprekken.
  • Jullie spreken vaak mis wanneer jullie Nederlands oefenen.
  • Zij spreken altijd mis als ze snel praten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Misspreken with some of the pronouns.

  • Toen ik jonger was, sprak ik regelmatig mis tijdens mijn spreekbeurten.
  • Vroeger sprak jij vaak mis bij het lezen van moeilijke woorden.
  • Hij/zij sprak altijd mis als hij/zij nerveus was.
  • Wij spraken regelmatig mis toen we net begonnen met Nederlands leren.
  • Jullie spraken vaak mis tijdens de eerste paar lessen.
  • Zij spraken altijd mis als ze onder druk stonden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Misspreken with some of the pronouns.

  • Ik heb me vorige week versproken tijdens de vergadering.
  • Jij hebt je al eerder versproken in de klas.
  • Hij/zij heeft zich gisteren versproken tijdens de presentatie.
  • Wij hebben ons nog nooit zo erg versproken als vorige maand.
  • Jullie hebben je vaak genoeg versproken tijdens de tentamens.
  • Zij hebben zich altijd versproken tijdens de sollicitatiegesprekken.