misvallen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | misval | misviel | ben misvallen |
jij, je, u | misvalt | misviel | bent misvallen |
hij, zij, het | misvalt | misviel | is misvallen |
wij | misvallen | misvielen | zijn misvallen |
jullie | misvallen | misvielen | zijn misvallen |
zij, ze | misvallen | misvielen | zijn misvallen |
PresensBeta
Example presens sentences for Misvallen with some of the pronouns.
- Het misvalt me dat hij altijd te laat komt.
- Ik misval het eten in dat restaurant.
- De regen misvalt de mensen op straat.
- Mijn buurman misvalt mijn muziekkeuze.
- Het misvalt ons dat er zoveel afval in het park ligt.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Misvallen with some of the pronouns.
- Het viel me tegen dat hij altijd te laat kwam.
- Ik vond het eten in dat restaurant tegenvallen.
- De regen viel de mensen op straat tegen.
- Mijn buurman viel me lastig met mijn muziekkeuze.
- Het viel ons op dat er zoveel afval in het park lag.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Misvallen with some of the pronouns.
- Het is me misvallen dat ik de verkeerde beslissing heb genomen.
- Hij heeft het eten in dat restaurant misvallen.
- De mensen op straat hebben zich aan de regen misvallen.
- Ik heb mijn buurman met mijn muziekkeuze misvallen.
- Het is ons misvallen dat we niet eerder actie hebben ondernomen tegen het afval in het park.