omhoogduwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | duw omhoog | duwde omhoog | heb omhooggeduwd |
jij, je, u | duwt omhoog | duwde omhoog | hebt omhooggeduwd |
hij, zij, het | duwt omhoog | duwde omhoog | heeft omhooggeduwd |
wij | duwen omhoog | duwden omhoog | hebben omhooggeduwd |
jullie | duwen omhoog | duwden omhoog | hebben omhooggeduwd |
zij, ze | duwen omhoog | duwden omhoog | hebben omhooggeduwd |
Presens
Example presens sentences for Omhoogduwen with some of the pronouns.
- Ik duw de dozen omhoog.
- Jij duwt de stoel omhoog.
- Hij duwt het raam omhoog.
- Zij duwen de tafel omhoog.
- Wij duwen de auto omhoog.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Omhoogduwen with some of the pronouns.
- Ik duwde de ballon omhoog.
- Jij duwde de bank omhoog.
- Hij duwde de deur omhoog.
- Zij duwden de stoelen omhoog.
- Wij duwden de tafels omhoog.
Perfectum
Example perfectum sentences for Omhoogduwen with some of the pronouns.
- Ik heb de koffer omhooggeduwd.
- Jij hebt de fiets omhooggeduwd.
- Hij heeft het bed omhooggeduwd.
- Zij hebben de ladder omhooggeduwd.
- Wij hebben de boot omhooggeduwd.