ontgeven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontgeef | ontgaf | heb ontgeven |
jij, je, u | ontgeeft | ontgaf | hebt ontgeven |
hij, zij, het | ontgeeft | ontgaf | heeft ontgeven |
wij | ontgeven | ontgaven | hebben ontgeven |
jullie | ontgeven | ontgaven | hebben ontgeven |
zij, ze | ontgeven | ontgaven | hebben ontgeven |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontgeven with some of the pronouns.
- Ik ontgeef
- Jij ontgeeft
- Hij/Zij/Het ontgeeft
- Wij ontgeven
- Jullie ontgeven
- Zij ontgeven
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontgeven with some of the pronouns.
- Ik ontgaf
- Jij ontgaf
- Hij/Zij/Het ontgaf
- Wij ontgaven
- Jullie ontgaven
- Zij ontgaven
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontgeven with some of the pronouns.
- Ik heb ontgeven
- Jij hebt ontgeven
- Hij/Zij/Het heeft ontgeven
- Wij hebben ontgeven
- Jullie hebben ontgeven
- Zij hebben ontgeven