ontgloeien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontgloei | ontgloeide | heb ontgloeid |
jij, je, u | ontgloeit | ontgloeide | hebt ontgloeid |
hij, zij, het | ontgloeit | ontgloeide | heeft ontgloeid |
wij | ontgloeien | ontgloeiden | hebben ontgloeid |
jullie | ontgloeien | ontgloeiden | hebben ontgloeid |
zij, ze | ontgloeien | ontgloeiden | hebben ontgloeid |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontgloeien with some of the pronouns.
- De bloem ontgloeit in de ochtendzon.
- Ik ontgloei van vreugde bij het zien van mijn familie.
- De kaarsen ontgloeien langzaam tijdens het diner.
- Wij ontgloeien van trots op onze prestaties.
- Jullie ontgloeien van verlangen naar de vakantie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontgloeien with some of the pronouns.
- De bloem ontgloeide in de ochtendzon.
- Ik ontgloeide van vreugde bij het zien van mijn familie.
- De kaarsen ontgloeiden langzaam tijdens het diner.
- Wij ontgloeiden van trots op onze prestaties.
- Jullie ontgloeiden van verlangen naar de vakantie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontgloeien with some of the pronouns.
- De bloemen hebben ontgloeid in de ochtendzon.
- Ik ben van vreugde ontgloed bij het zien van mijn familie.
- De kaarsen zijn langzaam ontgloeid tijdens het diner.
- Wij zijn van trots ontgloed op onze prestaties.
- Jullie zijn van verlangen ontgloed naar de vakantie.