verifiëren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verifieer | verifieerde | heb geverifieerd |
jij, je, u | verifieert | verifieerde | hebt geverifieerd |
hij, zij, het | verifieert | verifieerde | heeft geverifieerd |
wij | verifiëren | verifieerden | hebben geverifieerd |
jullie | verifiëren | verifieerden | hebben geverifieerd |
zij, ze | verifiëren | verifieerden | hebben geverifieerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verifiëren with some of the pronouns.
- Ik verifieer de gegevens.
- Jij verifieert de resultaten.
- Hij/Zij/Het verifieert de informatie.
- Wij verifieren de identiteit van de klant.
- Zij verifiëren de documenten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verifiëren with some of the pronouns.
- Ik verifieerde de gegevens gisteren.
- Jij verifieerde de resultaten vorige week.
- Hij/Zij/Het verifieerde de informatie een maand geleden.
- Wij verifieerden de identiteit van de klant regelmatig.
- Zij verifieerden de documenten altijd nauwkeurig.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verifiëren with some of the pronouns.
- Ik heb de gegevens geverifieerd.
- Jij hebt de resultaten geverifieerd.
- Hij/Zij/Het heeft de informatie geverifieerd.
- Wij hebben de identiteit van de klant geverifieerd.
- Zij hebben de documenten geverifieerd.