aanstuwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stuw aan | stuwde aan | heb aangestuwd |
jij, je, u | stuwt aan | stuwde aan | hebt aangestuwd |
hij, zij, het | stuwt aan | stuwde aan | heeft aangestuwd |
wij | stuwen aan | stuwden aan | hebben aangestuwd |
jullie | stuwen aan | stuwden aan | hebben aangestuwd |
zij, ze | stuwen aan | stuwden aan | hebben aangestuwd |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanstuwen with some of the pronouns.
- Ik stuw de boot aan.
- Jij stuw je fiets aan.
- Hij stuwt de motor aan.
- Zij stuwde het vliegtuig aan.
- Wij stuwen de trein aan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanstuwen with some of the pronouns.
- Ik stuwde de boot aan.
- Jij stuwde je fiets aan.
- Hij stuwde de motor aan.
- Zij stuwde het vliegtuig aan.
- Wij stuwden de trein aan.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanstuwen with some of the pronouns.
- Ik heb de boot aangestuwd.
- Jij hebt je fiets aangestuwd.
- Hij heeft de motor aangestuwd.
- Zij heeft het vliegtuig aangestuwd.
- Wij hebben de trein aangestuwd.