vernissen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vernis | verniste | heb gevernist |
jij, je, u | vernist | verniste | hebt gevernist |
hij, zij, het | vernist | verniste | heeft gevernist |
wij | vernissen | vernisten | hebben gevernist |
jullie | vernissen | vernisten | hebben gevernist |
zij, ze | vernissen | vernisten | hebben gevernist |
PresensBeta
Example presens sentences for Vernissen with some of the pronouns.
- Ik vernis de houten tafel.
- Jij vernist je schilderijen met zorg.
- Hij vernist zijn meubels regelmatig.
- Zij vernissen de kasten voor extra bescherming.
- Wij vernissen onze vloer elk jaar.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vernissen with some of the pronouns.
- Ik verniste de houten tafel gisteren.
- Jij verniste je schilderijen met zorg in het verleden.
- Hij verniste zijn meubels regelmatig toen hij nog thuis woonde.
- Zij vernisten de kasten voor extra bescherming vorige week.
- Wij vernisten onze vloer elk jaar in het verleden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vernissen with some of the pronouns.
- Ik heb de houten tafel vernist.
- Jij hebt je schilderijen met zorg vernist.
- Hij heeft zijn meubels regelmatig vernist.
- Zij hebben de kasten voor extra bescherming vernist.
- Wij hebben onze vloer elk jaar vernist.