uitrapen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | raap uit | raapte uit | heb uitgeraapt |
jij, je, u | raapt uit | raapte uit | hebt uitgeraapt |
hij, zij, het | raapt uit | raapte uit | heeft uitgeraapt |
wij | rapen uit | raapten uit | hebben uitgeraapt |
jullie | rapen uit | raapten uit | hebben uitgeraapt |
zij, ze | rapen uit | raapten uit | hebben uitgeraapt |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitrapen with some of the pronouns.
- Ik trap uit de oude gewoonte.
- Jij trapt uit met volle energie.
- Hij/Zij/Het trapt uit naar het park.
- Wij trappen uit op zondagochtend.
- Jullie trappen uit langs de kustlijn.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitrapen with some of the pronouns.
- Ik trapte uit terwijl het regende.
- Jij trapte uit met je vrienden.
- Hij/Zij/Het trapte uit als hobby.
- Wij trapten uit op vakantie.
- Jullie trapten uit in de vroege ochtend.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitrapen with some of the pronouns.
- Ik heb uitgetrapt tijdens de wedstrijd.
- Jij hebt uitgetrapt met veel precisie.
- Hij/Zij/Het heeft uitgetrapt voor het publiek.
- Wij hebben uitgetrapt in het stadion.
- Jullie hebben uitgetrapt op het voetbalveld.