conspireren

Conjugations List of Conspireren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikconspireerconspireerdeheb geconspireerd
jij, je, uconspireertconspireerdehebt geconspireerd
hij, zij, hetconspireertconspireerdeheeft geconspireerd
wijconspirerenconspireerdenhebben geconspireerd
jullieconspirerenconspireerdenhebben geconspireerd
zij, zeconspirerenconspireerdenhebben geconspireerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Conspireren with some of the pronouns.

  • Ik conspireer tegen de regering.
  • Jij conspireert met je vrienden.
  • Hij/zij/het conspireert in het geheim.
  • Wij conspireren samen om verandering te brengen.
  • Jullie conspireren tegen onrechtvaardigheid.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Conspireren with some of the pronouns.

  • Ik conspireerde vroeger vaak met mijn collega's.
  • Jij werkte in het geheim samen en spande complotten.
  • Hij/zij/het betrok zich bij de samenzwering zonder het te weten.
  • Wij conspireerden langdurig om onze doelen te bereiken.
  • Jullie werkten heimelijk samen en smeedden plannen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Conspireren with some of the pronouns.

  • Ik heb geconspireerd om de waarheid te onthullen.
  • Jij hebt samengespannen met andere activisten.
  • Hij/zij/het heeft deelgenomen aan een complot.
  • Wij hebben stiekem gecomplotteerd om de plannen te dwarsbomen.
  • Jullie hebben samen gewerkt om de samenzwering te ontmaskeren.