politoeren

Conjugations List of Politoeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpolitoerpolitoerdeheb gepolitoerd
jij, je, upolitoertpolitoerdehebt gepolitoerd
hij, zij, hetpolitoertpolitoerdeheeft gepolitoerd
wijpolitoerenpolitoerdenhebben gepolitoerd
julliepolitoerenpolitoerdenhebben gepolitoerd
zij, zepolitoerenpolitoerdenhebben gepolitoerd

Presens

Example presens sentences for Politoeren with some of the pronouns.

  • Ik pölitoèr mijn meubels regelmatig.
  • Jij pölitoèrt je schoenen goed.
  • Hij/Zij/Het pölitoèrt het tafelblad glanzend.
  • Wij pölitoèren de auto grondig.
  • Jullie pölitoèren de vloer zorgvuldig.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Politoeren with some of the pronouns.

  • Ik pölitoerde mijn meubels regelmatig.
  • Jij pölitoerde je schoenen goed.
  • Hij/Zij/Het pölitoerde het tafelblad glanzend.
  • Wij pölitoerden de auto grondig.
  • Jullie pölitoerden de vloer zorgvuldig.

Perfectum

Example perfectum sentences for Politoeren with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn meubels gepölitoerd.
  • Jij hebt je schoenen goed gepölitoerd.
  • Hij/Zij/Het heeft het tafelblad glanzend gepölitoerd.
  • Wij hebben de auto grondig gepölitoerd.
  • Jullie hebben de vloer zorgvuldig gepölitoerd.