rondbabbelen

Conjugations List of Rondbabbelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbabbel rondbabbelde rondheb rondgebabbeld
jij, je, ubabbelt rondbabbelde rondhebt rondgebabbeld
hij, zij, hetbabbelt rondbabbelde rondheeft rondgebabbeld
wijbabbelen rondbabbelden rondhebben rondgebabbeld
julliebabbelen rondbabbelden rondhebben rondgebabbeld
zij, zebabbelen rondbabbelden rondhebben rondgebabbeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Rondbabbelen with some of the pronouns.

  • Ik babbel rond over interessante onderwerpen.
  • Jij babbelt rond tijdens de pauze.
  • Hij/Zij babbelt rond in het park.
  • Wij babbelen rond op feestjes.
  • Zij babbelen rond in de stad.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rondbabbelen with some of the pronouns.

  • Ik babbelde rond terwijl ik op de bus wachtte.
  • Jij babbelde rond tijdens de les.
  • Hij/Zij babbelde rond op het strand.
  • Wij babbelden rond in het winkelcentrum.
  • Zij babbelden rond door de buurt.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rondbabbelen with some of the pronouns.

  • Ik heb rondgebabbeld met mijn vrienden.
  • Jij hebt rondgebabbeld over je vakantieplannen.
  • Hij/Zij heeft rondgebabbeld op social media.
  • Wij hebben rondgebabbeld tijdens het etentje.
  • Zij hebben rondgebabbeld tijdens de vergadering.