parelen

Conjugations List of Parelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikparelpareldeheb gepareld
jij, je, upareltpareldehebt gepareld
hij, zij, hetpareltpareldeheeft gepareld
wijparelenpareldenhebben gepareld
jullieparelenpareldenhebben gepareld
zij, zeparelenpareldenhebben gepareld

Presens
Beta

Example presens sentences for Parelen with some of the pronouns.

  • Ik parel elke dag.
  • Jij parelt in de zon.
  • Hij/Zij parelt als een professional.
  • Wij parelen samen in het park.
  • Zij parelen graag op het strand.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Parelen with some of the pronouns.

  • Ik parelde gisteren in de tuin.
  • Jij parelde vroeger vaak.
  • Hij/Zij parelde met passie en precisie.
  • Wij parelden samen tijdens de workshop.
  • Zij parelden lang geleden voor het eerst.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Parelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gepareld tijdens mijn vakantie.
  • Jij hebt al eerder gepareld.
  • Hij/Zij heeft de parels prachtig gepareld.
  • Wij hebben veel parels gepareld.
  • Zij hebben onlangs parels gepareld.