pauken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | pauk | paukte | heb gepaukt |
jij, je, u | paukt | paukte | hebt gepaukt |
hij, zij, het | paukt | paukte | heeft gepaukt |
wij | pauken | paukten | hebben gepaukt |
jullie | pauken | paukten | hebben gepaukt |
zij, ze | pauken | paukten | hebben gepaukt |
PresensBeta
Example presens sentences for Pauken with some of the pronouns.
- Ik pauk voor het examen.
- Jij paukt elke avond.
- Hij/Zij paukt veel om bij te blijven.
- Wij pauken samen voor de toets.
- Jullie pauken hard voor de presentatie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Pauken with some of the pronouns.
- Ik paukte voor het examen.
- Jij paukte elke avond.
- Hij/Zij paukte veel om bij te blijven.
- Wij paukten samen voor de toets.
- Jullie paukten hard voor de presentatie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Pauken with some of the pronouns.
- Ik heb gepaukt voor het examen.
- Jij hebt elke avond gepaukt.
- Hij/Zij heeft veel gepaukt om bij te blijven.
- Wij hebben samen gepaukt voor de toets.
- Jullie hebben hard gepaukt voor de presentatie.