preutelen

Conjugations List of Preutelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpreutelpreuteldeheb gepreuteld
jij, je, upreuteltpreuteldehebt gepreuteld
hij, zij, hetpreuteltpreuteldeheeft gepreuteld
wijpreutelenpreuteldenhebben gepreuteld
julliepreutelenpreuteldenhebben gepreuteld
zij, zepreutelenpreuteldenhebben gepreuteld

Presens
Beta

Example presens sentences for Preutelen with some of the pronouns.

  • Ik preutel dagelijks aan mijn project.
  • Jij preutelt graag in de tuin.
  • Hij preutelt met zijn telefoon tijdens de les.
  • Wij preutelen samen aan het recept.
  • Zij preutelen met de instellingen van de computer.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Preutelen with some of the pronouns.

  • Vroeger preutelde ik altijd aan mijn projecten.
  • Jij preutelde vroeger graag in de tuin.
  • Hij preutelde stiekem met zijn telefoon tijdens de lessen.
  • Wij preutelden regelmatig samen aan recepten.
  • Zij preutelden vaak met de instellingen van de computer.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Preutelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteravond aan mijn project gepreuteld.
  • Jij hebt al vaak in de tuin gepreuteld.
  • Hij heeft stiekem met zijn telefoon gepreuteld tijdens de les.
  • Wij hebben samen aan het recept gepreuteld.
  • Zij hebben de instellingen van de computer gepreuteld.