afreiken

Conjugations List of Afreiken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikreik afreikte afheb afgereikt
jij, je, ureikt afreikte afhebt afgereikt
hij, zij, hetreikt afreikte afheeft afgereikt
wijreiken afreikten afhebben afgereikt
julliereiken afreikten afhebben afgereikt
zij, zereiken afreikten afhebben afgereikt

Presens
Beta

Example presens sentences for Afreiken with some of the pronouns.

  • Ik reik de toetsen af aan de leerlingen.
  • Jij reikt de opdrachten af aan de studenten.
  • Hij/Zij reikt de rapporten af aan de ouders.
  • Wij reiken de certificaten af aan de geslaagden.
  • Zij reiken de prijzen af aan de winnaars.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afreiken with some of the pronouns.

  • Ik reikte de toetsen af aan de leerlingen.
  • Jij reikte de opdrachten af aan de studenten.
  • Hij/Zij reikte de rapporten af aan de ouders.
  • Wij reikten de certificaten af aan de geslaagden.
  • Zij reikten de prijzen af aan de winnaars.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afreiken with some of the pronouns.

  • Ik heb de toetsen afgereikt aan de leerlingen.
  • Jij hebt de opdrachten afgereikt aan de studenten.
  • Hij/Zij heeft de rapporten afgereikt aan de ouders.
  • Wij hebben de certificaten afgereikt aan de geslaagden.
  • Zij hebben de prijzen afgereikt aan de winnaars.