overwinteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | overwinter | overwinterde | heb overwinterd |
jij, je, u | overwintert | overwinterde | hebt overwinterd |
hij, zij, het | overwintert | overwinterde | heeft overwinterd |
wij | overwinteren | overwinterden | hebben overwinterd |
jullie | overwinteren | overwinterden | hebben overwinterd |
zij, ze | overwinteren | overwinterden | hebben overwinterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Overwinteren with some of the pronouns.
- Ik overwinter in Spanje.
- Jij overwintert in Frankrijk.
- Hij/Zij overwintert in Italië.
- Wij overwinteren in Oostenrijk.
- Zij overwinteren in Zwitserland.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Overwinteren with some of the pronouns.
- Vroeger overwinterde ik altijd in Duitsland.
- Jij overwinterde vaak in België.
- Hij/Zij overwinterde graag in Zweden.
- Wij overwinterden regelmatig in Luxemburg.
- Zij overwinterden soms in Engeland.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Overwinteren with some of the pronouns.
- Ik ben vorig jaar in Portugal overwinterd.
- Jij hebt al eens in Griekenland overwinterd.
- Hij/Zij is meerdere keren in Turkije overwinterd.
- Wij zijn in de Alpen overwinterd.
- Zij hebben in Noorwegen overwinterd.