verhoeden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verhoed | verhoedde | heb verhoed |
jij, je, u | verhoedt | verhoedde | hebt verhoed |
hij, zij, het | verhoedt | verhoedde | heeft verhoed |
wij | verhoeden | verhoedden | hebben verhoed |
jullie | verhoeden | verhoedden | hebben verhoed |
zij, ze | verhoeden | verhoedden | hebben verhoed |
PresensBeta
Example presens sentences for Verhoeden with some of the pronouns.
- Ik verhoed de problemen.
- Jij verhoedt ongelukken.
- Hij/Zij/Het verhoedt rampen.
- Wij verhoeden fouten.
- Jullie verhoeden conflicten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verhoeden with some of the pronouns.
- Ik verhoedde de problemen.
- Jij verhoedde ongelukken.
- Hij/Zij/Het verhoedde rampen.
- Wij verhoedden fouten.
- Jullie verhoedden conflicten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verhoeden with some of the pronouns.
- Ik heb de problemen verhoed.
- Jij hebt ongelukken verhoed.
- Hij/Zij/Het heeft rampen verhoed.
- Wij hebben fouten verhoed.
- Jullie hebben conflicten verhoed.