oprijzen

Conjugations List of Oprijzen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrijs oprees opben opgerezen
jij, je, urijst oprees opbent opgerezen
hij, zij, hetrijst oprees opis opgerezen
wijrijzen oprezen opzijn opgerezen
jullierijzen oprezen opzijn opgerezen
zij, zerijzen oprezen opzijn opgerezen

Presens
Beta

Example presens sentences for Oprijzen with some of the pronouns.

  • De zon rijst op in het oosten.
  • Ik rijz op en begin mijn dag met een kopje koffie.
  • Jij rijst op uit je stoel en loopt naar de keuken.
  • Hij/Zij/Het rijst op als een ster aan de horizon.
  • Wij rijzen op tegen onrecht en strijden voor gelijkheid.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Oprijzen with some of the pronouns.

  • Vroeger rees de zon altijd op in het oosten.
  • Toen ik wakker werd, rees de zon al op.
  • Jaren geleden rees de vraag op of we dit probleem konden oplossen.
  • In die tijd rees de twijfel op of ik de juiste keuze had gemaakt.
  • Elke ochtend rees de gedachte op dat er een nieuwe dag was aangebroken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Oprijzen with some of the pronouns.

  • De zon is opgerozen in het oosten.
  • Ik ben opgerozen en heb mijn dag met een kopje koffie begonnen.
  • Jij bent opgerozen uit je stoel en naar de keuken gelopen.
  • Hij/Zij/Het is opgerozen als een ster aan de horizon.
  • Wij zijn opgerozen tegen onrecht en hebben voor gelijkheid gestreden.