wegstoppen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stop weg | stopte weg | heb weggestopt |
jij, je, u | stopt weg | stopte weg | hebt weggestopt |
hij, zij, het | stopt weg | stopte weg | heeft weggestopt |
wij | stoppen weg | stopten weg | hebben weggestopt |
jullie | stoppen weg | stopten weg | hebben weggestopt |
zij, ze | stoppen weg | stopten weg | hebben weggestopt |
Presens
Example presens sentences for Wegstoppen with some of the pronouns.
- Ik stop mijn sleutels weg in mijn tas.
- Jij stopt je geheimen weg in een dagboek.
- Hij/zij/het stopt zijn/haar/het speelgoed weg in de kast.
- Wij stoppen onze winterkleren weg op zolder.
- Jullie stoppen jullie mobiele telefoons weg tijdens de les.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Wegstoppen with some of the pronouns.
- Ik stopte vroeger altijd mijn snoepjes weg onder mijn kussen.
- Jij stopte soms je problemen weg door te doen alsof er niets aan de hand was.
- Hij/zij/het stopte zijn/haar/het tekening weg in een mapje.
- Wij stopten onze herinneringen weg in een fotoboek.
- Jullie stopten snel de rommel weg voordat de gasten kwamen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Wegstoppen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn oude boeken weggestopt in de kelder.
- Jij hebt je geld veilig weggestopt in een kluis.
- Hij/zij/het heeft zijn/haar/het verdriet weggestopt en doet alsof alles goed gaat.
- Wij hebben onze bagage netjes weggestopt in de kofferbak.
- Jullie hebben de cadeautjes alvast weggestopt voor de verjaardag.