verscheiden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verscheid | verscheidde | heb verscheiden |
jij, je, u | verscheidt | verscheidde | hebt verscheiden |
hij, zij, het | verscheidt | verscheidde | heeft verscheiden |
wij | verscheiden | verscheidden | hebben verscheiden |
jullie | verscheiden | verscheidden | hebben verscheiden |
zij, ze | verscheiden | verscheidden | hebben verscheiden |
PresensBeta
Example presens sentences for Verscheiden with some of the pronouns.
- Ik verschil van mening.
- Jij verschilt van standpunt.
- Hij/zij verschilt van smaak.
- Wij verschillen van mening.
- Zij verschillen van standpunt.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verscheiden with some of the pronouns.
- Ik verschilde van mening.
- Jij verschilde van standpunt.
- Hij/zij verschilde van smaak.
- Wij verschilden van mening.
- Zij verschilden van standpunt.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verscheiden with some of the pronouns.
- Ik heb verschild van mening.
- Jij hebt verschild van standpunt.
- Hij/zij heeft verschild van smaak.
- Wij hebben verschild van mening.
- Zij hebben verschild van standpunt.