elektriseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | elektriseer | elektriseerde | heb geëlektriseerd |
jij, je, u | elektriseert | elektriseerde | hebt geëlektriseerd |
hij, zij, het | elektriseert | elektriseerde | heeft geëlektriseerd |
wij | elektriseren | elektriseerden | hebben geëlektriseerd |
jullie | elektriseren | elektriseerden | hebben geëlektriseerd |
zij, ze | elektriseren | elektriseerden | hebben geëlektriseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Elektriseren with some of the pronouns.
- Ik elektriseer de ballon.
- Jij elektriseert de kamer.
- Hij elektriseert het publiek.
- Wij elektriseren de auto.
- Zij elektriseren de stad.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Elektriseren with some of the pronouns.
- Ik elektriseerde de ballon.
- Jij elektriseerde de kamer.
- Hij elektriseerde het publiek.
- Wij elektriseerden de auto.
- Zij elektriseerden de stad.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Elektriseren with some of the pronouns.
- Ik heb de ballon geëlektriseerd.
- Jij hebt de kamer geëlektriseerd.
- Hij heeft het publiek geëlektriseerd.
- Wij hebben de auto geëlektriseerd.
- Zij hebben de stad geëlektriseerd.