verwesteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verwester | verwesterde | ben verwesterd |
jij, je, u | verwestert | verwesterde | bent verwesterd |
hij, zij, het | verwestert | verwesterde | is verwesterd |
wij | verwesteren | verwesterden | zijn verwesterd |
jullie | verwesteren | verwesterden | zijn verwesterd |
zij, ze | verwesteren | verwesterden | zijn verwesterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verwesteren with some of the pronouns.
- Ik verwester
- Jij verwestert
- Hij/Zij/Het verwestert
- Wij verwesteren
- Jullie verwesteren
- Zij verwesteren
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verwesteren with some of the pronouns.
- Ik verwesterde
- Jij verwesterde
- Hij/Zij/Het verwesterde
- Wij verwesterden
- Jullie verwesterden
- Zij verwesterden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verwesteren with some of the pronouns.
- Ik heb verwesterd
- Jij hebt verwesterd
- Hij/Zij/Het heeft verwesterd
- Wij hebben verwesterd
- Jullie hebben verwesterd
- Zij hebben verwesterd